Avodiré

lusamba (Kongo), avodiré (Ivoorkust), apapaya, wansenwa (Ghana), engan (Kameroen), blimah-pu (Liberia), apaye (Nigeria), m'fube (Zaïre).

Turraeanthus africanus (Welw. ex C. .) Pellegr.

Meliaceae.

Tropisch West-Afrika.

Hoogte maximaal 35 m met een onregelmatige, soms gedraaide stam van 8-15 m lang. De stamdiameter bedraagt 0,5-0,9 m, maximaal 1,2 m.

Gekantrecht hout en fineer.

De kleur van vers gezaagd avodiré is vrijwel wit. Onder invloed van het daglicht wordt deze vrij snel crème- tot bleekgeel om uiteindelijk een fraaie goudachtige tint aan te nemen. Het hout heeft een vrij hoge natuurlijke glans en wordt, wat kleur en glans betreft, wel met bepaalde satijnhoutsoorten vergeleken. Het spint, dat circa 50 mm breed is, heeft dezelfde kleur als het kernhout. Avodiré is nogal gevoelig voor blauwschimmel.

loofhout

Recht, maar dikwijls golvend, terwijl onregelmatige kruisdraad ook nogal eens voorkomt. De wisselende draadrichting geeft bij de juiste afwerking een fraaie decoratieve tekening, vooral op het radiale vlak.

Matig grof.

(500-)550 (-560) kg/m3 bij 12% vochtgehalte, vers 850-900 kg/m3.

Gering.

Zowel met de hand als machinaal is avodiré gemakkelijk te bewerken. Bij het schaven van hout dat niet rechtdradig is, kan de vezel op gaan staan. In dat geval wordt een snijhoek van 15° of minder aanbevolen.

Matig goed. In verband met splijten, verdient voorboren aanbeveling.

Goed.

Zeer slecht.

Goed. Kwartiers gezaagde vlakken laten zich slecht gelijkmatig kleuren.

Schimmels 4.
Termieten G.

Kernhout 4.
Spint 1.

Decoratief fineer, binnenbetimmeringen van gebouwen en schepen, lijstwerk, meubelen, muziekinstrumenten (orgelpijpen, windladen), draaiwerk, snij- en beeldhouwwerk en parket.